Reisverslag 2015

 

Een hartelijke groet uit.….

Inleiding
Tja, van waaruit eigenlijk? Ik zou met de trein naar Italië gaan, in Como en Milaan nog wat aanvullend onderzoek doen in verband met de Engelse versie van mijn artikel ‘Franz Liszt aan het Comomeer’, dat volgend jaar in het Liszt Society Journal geplaatst zal worden, en na drie dagen doorreizen naar Brindisi om daar de oversteek naar Igoumenitsa op Corfu te wagen. Vandaar zou ik naar Thessaloniki reizen om een Griekse vriend, de pianist Theodoros Tzovanakis, te ontmoeten, die van plan is volgend seizoen mijn Twaalf etudes op een thema van J. Mulders uit te voeren. Vervolgens zou ik doorreizen naar Istanboel, waar in de zomer van 1847 Franz Liszt zes weken heeft doorgebracht. Dat is bekend. Geheel onbekend is echter dat hij gedurende die zes weken twee keer de Bosporus is overgestoken en dus in (Klein-)Azië is geweest, o.a. in een Poolse kolonie, ca. 40 km. ten zuiden van de Zwarte Zee, waar hij met anderen op berenjacht is geweest en als een soldaat op de grond heeft geslapen! Het leek me een uitdaging daar onderzoek naar te doen, op locatie foto’s te maken en er later in het jaar over te publiceren. Ook hoopte ik – nu ik toch in die contreien was – een lang gekoesterde wens in vervulling te doen gaan: de bezichtiging van de ruïnes van Troje. Als oud-gymnasiast ben ik altijd gefascineerd geweest door Homerus’ Ilias en Odyssee en heb deze epi in meerdere vertalingen gelezen.

Een hele onderneming dus! Ik had alles zorgvuldig gepland, al vast wat hotels en de bootreis van Brindisi naar Igoumenitsa besproken en voor drie weken een Interrail-abonnement voor heel Europa gekocht.

Het is er niet van gekomen. Het was in Italië zo heet – tot 39 graden Celsius toe (in de schaduw, wel te verstaan) – dat ik op een dag nog niet half kon doen wat ik me had voorgesteld. Alles kostte veel meer tijd dan gepland, mijn reisschema liep in het honderd, en soms, vooral bij trappen klimmen en als je een heuveltje moest nemen, voelde ik me duizelig en moest even stil staan om weer bij te komen. Men kan zich voorstellen dat ik er tegenop zag om na een paar dagen nòg eens 700 kilomater richting evenaar af te zakken. Toen ik op de derde dag nog hartkloppingen kreeg ook – gelukkig de enige keer gedurende deze vakantie – en de 14-dagen-weersvoorspelling in Griekenland en Turkije temperaturen tot 40 graden aankondigde, besloot ik mijn plannen te wijzigen en de reis naar Griekenland en Turkije uit te stellen tot in april volgend jaar, temeer daar het momenteel in die streken onrustig is.

Maar omdat ik drie weken vrij reizen had in heel Europa, ben ik spoedig na thuiskomst weer opnieuw op pad gegaan en heb mijn steven noordwaarts gericht. Via Bremen en Hamburg heb ik Denemarken bezocht, een land waar ik nog nooit geweest was. Hieronder een paar foto’s met een enkel woord ter toelichting.

ZUITWAARTS! 

Como, Torno
Wandelend van mijn hotel naar de Biblioteca comunale in Como, waar ik wat boeken hoopte te vinden over de navigatie op het Comomeer in de dagen dat Franz Liszt en Marie d’Agoult daar rondzwierven (1837), kwam ik langs de haven. Ik kon het niet laten en maakte mijn eerste foto.

SAMSUNG CAMERA PICTURES

In de bibliotheek ben ik goed geholpen door een Engels sprekende negerin – dat verwacht je niet in Italië, maar ja, dat zijn de nieuwe tijden! – en vond ik in een boek waarop ik gehoopt had: een oude dienstregeling uit 1829. Mijn vermoeden werd bevestigd. Alle plaatsen die door Marie d’Agoult in haar Mémoires zijn beschreven, werden vroeger met de boot aangedaan. De eerste schepen hadden motoren met de kracht van slechts ‘duodeci cavalli’ (twaalf paarden) en de tocht naar het noordelijkste puntje van het meer, inclusief de terugreis, duurde destijds daarom twee dagen. Dit komt exact overeen met de woorden waarmee de gravin haar reisverslag begon: “Wij hebben twee dagen genomen om het deel (van het meer) te bezichtigen dat zich uitstrekt van Como tot Colico.” Tegenwoordig vaart men op één dag heen en weer naar Colico, de stad aan de noordpunt van het meer dat de vorm van een omgekeerde Y heeft; vroeger was het kennelijk gebruikelijk in Colico te overnachten en de volgende dag de terugtocht te aanvaarden.

’s Middags ben ik met de boot naar Torno gegaan, een stadje even ten noorden van Como, gelegen op de oostelijke oever van de westelijke arm van het meer. Daar vlakbij ligt de Villa Pliniana, zo genoemd omdat Plinius de Jongere, die in deze steek geboren werd, al in de eerste eeuw na Christus een aldaar te bezichtigen, vreemd natuurverschijnsel beschrijft: een intermitterende bron, waaruit slechts drie maal daags water welt om dan weer droog te vallen. Leonardo da Vinci heeft zich het hoofd over dit wonderbaarlijke verschijnsel gebroken, Napoleon, Byron, Stendhal en Rossini hebben de Villa Pliniana bezocht, en ook Franz Liszt en Marie d’Agoult hebben het wat sombere gebouw bezichtigd in de laatste week van augustus 1837. Ik had wel afbeeldingen van de villa op internet gevonden, maar was er zelf nog nooit geweest.

In het pittoreske haventje van Torno de weg vragend, werd me direct meegedeeld dat de Villa Pliniana niet te bezichtigen is. Ondanks de hitte beklom ik desalniettemin de steil oplopende heuvels waarop Torna gebouwd is en zocht mijn weg via nauwe steegjes waar de zonnestralen niet zo makkelijk kunnen doordringen. Wie weet, of er ergens een zijweggetje naar de villa zou leiden en ik dan tenminste van het exterieur foto’s zou kunnen maken! Het enige wat ik echter gevonden heb, was de achteringang aan de straatzijde die toegang geeft tot de tuin: een hermetisch gesloten gietijzeren hek met Jugendstil-ornamenten en daarboven een stenen deurpost waarin de woorden VILLA PLINIO gekerfd staan. Er was zelfs geen bel!

Teleurgesteld zocht ik verkoeling in een kerkje, de San Giovanni, in het historische centrum van Torno. Tot mijn verbazing gaf een deur opzij van de kerk toegang tot een bordes, vanwaar trappen naar het kerkhof leiden dat lager tegen de helling ligt aangebouwd. Hoewel ook vanaf dit punt de Villa Pliniana niet te zien was, was het schitterende uitzicht een pleister op de wonde…!

SAMSUNG CAMERA PICTURES

Bellagio, de Villa Melzi
De volgende dag nam ik opnieuw de boot, deze keer naar Bellagio, waar de drie armen van het meer samenkomen. Liszt en gravin d’Agoult hebben daar bijna twee maanden gewoond. Bij hun eerste bezoek aan het prachtige park van de Villa Melzi, eertijds de woning van Francesco Melzi d’Eril, de vice-president van de door Napoleon gestichte Cisalpijnse Republiek, schreef Marie dat ze getroffen was door de gelijkenis van de ‘Eerste Consul’ en haar geliefde. Het medaillon waarop ze doelde, met daarop de beeltenis van de jonge Napoleon, meende ik me te herinneren van een eerder bezoek aan de vrij toegankelijke toonkamer naast de villa – eigenlijk de oude oranjerie waarin wat kunstwerken staan opgesteld die wisselende klimatologische omstandigheden kunnen doorstaan –, maar ik had destijds (zomer 2003) verzuimd daar een foto van te nemen. Helaas was de opstelling veranderd en was het medaillon verdwenen. Bij toeval werd ik een week later schadeloos gesteld toen ik, dwalend door de Kunsthalle van Bremen, opeens oog in oog stond met een (zonder twijfel geïdealiseerd) borstbeeld van Napoleon door Charles Louis Corbet: dezelfde fijnbesnaarde trekken, dezelfde langwerpige neus, dezelfde sluike haardos, afhangend tot op de schouder. De gelijkenis is nog treffender op het schilderij Napoleon Bonaparte van Henri Félix Philippoteaux. Als je dat naast een portret van de jeugdige Franz Liszt zet, zoals bijvoorbeeld op het doek vastgelegd door Ary Scheffer, dan kan men Marie’s constatering alleen maar bevestigen.

                     Ary_Scheffer_-_Franz_Liszt

Twee hemelbestormers, ieder op hun eigen gebied. Links de 23-jarige Napoleon als luitenant-kolonel van het Corsicaanse Vrijwilligersleger, geschilderd door Henri Félix Philippoteaux; rechts Franz Liszt op 25-jarige leeftijd, in Parijs vereeuwigd door Ary Scheffer in het voorjaar van 1837.

Het was te warm om vervolgens naar het dorpje Visgnola te wandelen, zoals ik van plan was. Visgnola ligt hemelsbreed zo’n twee kilometer verderop aan de oostelijke arm van het Comomeer. Franz en Marie bezochten het dorpje op 1 oktober 1837 omdat daar op die dag het ‘feest van de heilige Madonna’ gevierd werd. Gelokt door de feestelijke klanken van de campanile waren ze de heuvels ingetrokken, hadden de kerkdienst bijgewoond en gezien hoe manden met fruit, koekjes en broodjes door de priester werden gezegend, alvorens al dat lekkers door meisjes aan de toegestroomde bewoners ter verkoop werd aangeboden. Franz kon het niet laten, kocht een flinke zak met vijgen en zoetigheden en strooide die als een vorst rond onder de jongens en meisjes die van alle kanten kwamen aangerend. Eerst hadden de ouders dat tafereel met een welwillend oog aangezien, maar toen een paar belhamels luid schreeuwend met elkaar op de vuist gingen en vechtend over de grond rolden om maar een koekje te bemachtigen, toen was het bijna verkeerd afgelopen. Een jongen bezeerde zich lelijk en begon luidkeels te huilen! Het had maar een haar gescheeld of de boeren waren met hun hooivork verontwaardigd op Liszt afgekomen!! Gelukkig liep alles nog met de sisser af……

Ik had graag dat kerkje willen fotograferen, maar helaas, ook dat moet dan maar een andere keer – bij voorkeur op 1 oktober, want er is nog altijd een processie op die dag, waarbij een ‘kakelbont, vals lachend Mariabeeld’ wordt rondgedragen (aldus Marie d’Agoult in haar Mémoires). Toch is het altijd heerlijk in Bellagio, het mooiste plekje ter wereld! De foto toont de aanlegplaats, waar vroeger bezoekers van de Villa Melzi aan land gingen.

SAMSUNG CAMERA PICTURES

Milaan
De volgende dag toog ik naar Milaan – met de trein slechts een half uur reizen vanaf Como – omdat, zo had ik begrepen uit informatie op internet, de eerste druk van de Grandes études van Liszt in de uitgave van Ricordi in de bibliotheek van het aldaar gevestigde Conservatorio Guiseppe Verdi te vinden was. De geschiedenis van publicatie van de Grandes études is zeer gecompliceerd – het werk werd in 1839 in Londen, Parijs, Milaan en Wenen uitgegeven bij vier verschillende uitgevers – en om de gang van zaken goed te begrijpen is inzage in al die verschillende uitgaven noodzakelijk. Maar opnieuw had ik pech, want alleen het eerste deel, de eerste zes etudes bevattende, bleek aanwezig te zijn en dan ook nog in een herdruk uit 1879. De hulpvaardige en zeer deskundige bibliothecaris zocht meteen op waar de originele eerste druk zich dan wèl bevond, en dat bleek in Venetië te zijn, in de Biblioteca Marciana. Ook ried hij me aan eens een kijkje te nemen in het Archivo Ricordi, te raadplegen in de Biblioteca Braiense, de historische Milanese bibliotheek op de bovenverdieping van het bekende Brera-museum.

Dat heb ik gedaan. Over het kokende asfalt vond ik met behulp van een kaart de weg naar het museum. Daar aangekomen moest ik aan het eind van een donkere gang een brede stenen trap op en betrad de eerbiedwaardige bibliotheek, die met zijn statige, hoge vertrekken, alle wanden bedekt met imposante folianten uit voorbije eeuwen, bepaald indrukwekkend te noemen is. Ik vertelde dat ik graag inzage wilde in het Archivo Ricordi, met name waar het de connectie van de muziekuitgeverij met Franz Liszt betrof. Men bleek elf brieven van Liszt te hebben en een zestal muziekautografen. Om drie uur ’s middags mocht ik terugkomen; dan lag alles voor me klaar. Het was op dat moment ongeveer één uur. Ik heb de tussentijd nuttig gebruikt door in het museumrestaurant een heerlijke salade te gebruiken met een tiramisu als dessert, waarna er nog tijd was de belangrijke schilderijencollectie van het Brera-museum vluchtig te bekijken. Een van de hoogtepunten van de collectie is Sposalizio della Vergine van Rafaël (1504), dat Liszt daar in de eerste dagen van september 1837 bewonderd heeft en hem inspireerde tot het gelijknamige klavierstuk, het eerste deel van Années de Pèlerinage Deuxième Année: Italie.

Na de gebruikelijke plichtplegingen met paspoorten en het invullen van allerlei formulieren, werd ik naar een vertrek geleid waar de airconditioning nog niet was uitgevonden. Bij een temperatuur van ongeveer veertig graden moest ik plastic handschoenen aantrekken – ook dat nog! – en toen, jawel, daar lag een kartonnen doos met daarin elf handgeschreven brieven van Franz Liszt. Deze bleken nog nooit uitgegeven te zijn. De oudste brief dateert van 29 augustus 1863 en werd verzonden vanuit Rome. Ook de andere brieven bleken alle uit de jaren zestig en zeventig van de 19de eeuw te stammen. Aangaande de ontstaans- en publicatiegeschiedenis van Grandes études ben ik dus niets wijzer geworden. Maar dat ik hier weer op een goudader gestoten ben die aangeboord dient te worden, is duidelijk. Hetzelfde geldt voor de zes muziekautografen, composities die kennelijk bij Ricordi zijn uitgegeven en in hun archief bewaard zijn gebleven. Zijn ze ooit grondig bestudeerd? Eén werkje heb ik de bestaande catalogi niet terug kunnen vinden……

Venetië
Anders dan het reisschema dicteerde, zat ik de volgende dag in de sneltrein naar Venetië, af en toe uit het raampje kijkend en genietend van het landschap, maar meer nog verzonken in De herberg met het hoefijzer, een boek dat decennia lang in mijn boekenkast heeft gestaan, maar ik nog nooit gelezen had. Wat een schrijver, die den Doolaard, en wat een mooi verhaal!

In Venetia Centrale aangekomen viel het niet mee hotel Tiziano te vinden, dat ik vanuit Como geboekt had. Venetië is een doolhof van steegjes en kanalen en het hotel bleek aan de rand van het historische centrum te liggen. Aan wandelen met mijn bagage (twee zware tassen en een koffer) bij een temperatuur van meer dan 35 graden viel niet te denken. De waterbus bracht uitkomst en na 25 minuten varen – halte S. Basilico – en nog eens een kwartier zoeken en vragen, kon ik dan eindelijk inchecken.

Vlak voordat ik in m’n ‘driesterren’ hotel arriveerde – overigens zonder een tafel om aan te schrijven; zelfs een stoel ontbrak; die werd op mijn verzoek schielijk uit de ontbijtzaal gehaald….! – werd ik staande gehouden door twee jongens van een jaar of twintig en een aan een waterflesje lurkend meisje. De stoerste van de twee nam het woord: “Do you know perhaps the exit, sir?”, zei hij. Enigszins verbaasd keek ik hem aan en vroeg: “What do you mean with ‘exit’? “I think you are from the Netherlands”, antwoordde hij, “so, we better can speak in Dutch!” Alledrie schoten ze in de lach. Hij herhaalde zijn vraag in het Nederlands. Of ik de weg naar de ‘uitgang’ wist (hij gebruikte dat woord letterlijk!). Nu was het mijn beurt te lachen. “Je bedoelt de uitgang uit dit doolhof?”, vroeg ik. Ja, exact! Ze waren de weg kwijt en hadden het helemaal gehad met Venetië! Hoe eerder weg hier, hoe beter! Ik nam de kaart en toonde hen waar we waren, aan de rand van het labyrint dat Venetië heet, van het centrum gescheiden door talloze waterwegen. Ik ried hen aan terug te keren vanwaar ik kwam en bij S. Basilico de waterbus te nemen. Na onderling beraad – de andere twee hadden er wel oren naar, geloof ik – werd besloten toch maar verder te lopen. Met de boot was veel te duur! Nu zijn gondels en particuliere watertaxi’s inderdaad niet te betalen (prijzen oplopend tot €120,- voor een ritje!), maar met de waterbus wordt je voor €7,- voor het station afgezet, dus dat valt nog mee. Maar nee, daar gingen ze weer in de brandende zon, de stoere voorop, de andere jongen en het meisje met haar waterflesje onwillig achter hem aan sloffend….Lang leve de vakantie! denk ik, oude Donald Duck-lezer, dan altijd……

Het onderzoek in de Biblioteca Marciana, één van de belangrijkste bibliotheken van Italië met meer dan een miljoen boeken, is echter naar tevredenheid afgesloten. De bibliotheek is gevestigd op de bovenverdieping van een monumentaal gebouw, pal tegenover het Dogenpaleis aan het Piazza San Marco. In de vrijwel uitgestorven, enorme leeszaal heb ik de Grandes études van Liszt in de eerste druk van Ricordi bestudeerd en voor een deel mogen fotograferen. Daarna was er nog voldoende tijd de lagunenstad te bezichtigen, wat te eten en tot ’s avonds laat te slenteren door de schilderachtige, nauwe straatjes.

SAMSUNG CAMERA PICTURES

Maar mijn besluit stond vast. De volgende avond – na de altijd prachtige treinreis door Zwitserland, die verlevendigd werd door een gesprek met twee aardige jongens uit Vancouver die met Interrail Europa verkenden; ze kwamen uit Florence en waren op weg naar Berlijn; daarna zouden ze naar Amsterdam gaan en op Schiphol het vliegtuig naar Canada nemen – liep ik in Basel over de brug over de Rijn, en daags daarna was ik weer thuis.

-.-.-.-.-.-.-.-

NOORDWAARTS!

 Bremen, Hamburg
Zoals gezegd ben ik, ook al om mijn Interrail-abonnement te gebruiken, na een paar dagen opnieuw op pad gegaan, deze keer noordwaarts. De jas die ik uit voorzorg had meegenomen, heb ik echter niet hoeven te gebruiken. Het was doorlopend aangenaam weer in Bremen, Hamburg en Kopenhagen, volop zomer!

Ik wilde al geruime tijd naar Bremen, omdat zich daar in de Kunsthalle de vroege versie van het bekende Mazeppa et les loups van Horace Vernet bevindt, een schilderij dat in de Engelse versie van mijn Mazeppa-boek staat afgebeeld, naast de uiteindelijke versie, maar ik in werkelijkheid nog nooit gezien had. Het is wat kleiner (30 bij 50 cm) en lichter (geliger) van tint dan ik gedacht had.

 SAMSUNG CAMERA PICTURES

Een mooie collectie, trouwens, daar in Bremen, in het bijzonder waar het de romantische schilderkunst en die uit de eerste helft van de 20ste eeuw betreft. Tot mijn verrassing stond ik opeens oog in oog met de pianist Conrad Ansorge, een bekende leerling van Franz Liszt en een groot vertolker van het romantisch repertoire, geschilderd door de Duitse impressionist Max Slevogt. Ook het Franse impressionisme is er royaal vertegenwoordigd. Wonderbaarlijk dat – in welk museum ter wereld men ook maar verblijft – men altijd weer een aantal doeken van Monet aantreft, telkens weer andere en altijd even mooi! Hij moet er duizenden gemaakt hebben!

Het historisch centrum van Bremen is overigens de moeite waard. De Marktplatz met de fraaie St Petri-Dom, het Rathaus met opzij het alleraardigste standbeeld Bremer Stadtmusikanten, het Rolandsbeeld uit het begin van de 15de eeuw, de nauwe Böttcherstrasse, waar ik bij een vorig bezoek een oud-leerling met zijn vriendin tegen het lijf liep, de pianist en componist/arrangeur Marco Braam, in de wereld van het musical en cabaret geen onbekende – het is iedere keer weer een feest daar rond te lopen.

In Hamburg was ik slechts één keer eerder geweest, toen ik als jonge Apeldoornse pianist uitgenodigd was, samen met de directeur van Schouwburg Orpheus en de wethouder van cultuur een Steinway voor de schouwburg uit te zoeken (Hij staat er nog steeds!). Ik had er daarom twee dagen voor uitgetrokken. Ik was met name geïnteresseerd in twee musea, het Brahms-Haus en het daar vlakbij gelegen museum waarin leven en werk van C. P. E. Bach, Telemann en de mij vrijwel onbekende Hasse centraal staan, drie componisten uit de 18de eeuw die vele jaren in Hamburg werkzaam zijn geweest. In het Brahms-museum ontmoette ik een jonge dirigent, Ilyich Rivas, die kort daarvoor tijdens het Schleswig-Holstein Musik Festival een Tschaikowski-programma had gedirigeerd met o.a. het Tweede Pianoconcert met als solist Elisabeth Leonskaja en de Pathétique na de pauze. Ik hoorde hem spelen op de aanwezige tafelpiano, een instrument waarachter Johannes Brahms zelf meerdere keren heeft plaatsgenomen. We raakten in gesprek en toen hij vroeg of ik ook wat wilde spelen, kon ik niet achterblijven. Het was een verrassing te merken, hoe vol van toon en zangerig dit instrument klonk. Het was alsof je de snaar aanstreek in plaats van aansloeg! Hoewel ik van m’n leven nog nooit op een tafelpiano gespeeld had, was ik op slag geïnspireerd en improviseerde er lustig op los. Ilyich heeft dat moment op de gevoelige plaat (kaart) vastgelegd. Wie trouwens foto’s van deze bijzonder aardige, talentvolle, in Venuzuela geboren maar thans in Londen woonachtige dirigent wil zien, moet zijn naam maar even intikken op Google.

SAMSUNG CAMERA PICTURES

 

Kopenhagen
Op 3 augustus arriveerde ik in Kopenhagen. Een paar foto’s slechts. Toen ik op de eerste dag de schilderachtige Nyhavn bezichtigde, vanwaar rondvaartboten vertrekken, heb ik me direct laten verleiden. De wat platte schuit voer onder veertien bruggen door – ja, de stad aan de Sont heeft bepaald wat weg van Amsterdam, maar het oude centrum van onze hoofdstad is toch nog schilderachtiger, dacht ik, en stilistische meer een eenheid – en zette vervolgens koers naar de haven. Spoedig wordt het oog daar getroffen door een groot gebouw met een opvallende luifel, enigszins vergelijkbaar met EYE aan het IJ, of liever met het Opera van Sydney in Australië. Daar huist de Koninklijke Deense Opera en wordt de grote traditie die Kopenhagen vooral op balletgebied heeft, voortgezet. De zaal biedt plaats aan 1700 bezoekers en heeft dus een capaciteit vergelijkbaar met die van onze Stopera.

SAMSUNG CAMERA PICTURES

Natuurlijk was ik ook in Tivoli. Als je het station uitkomt, zie je het al liggen. Een groot pretpark voor jong en oud, en een eldorado voor iedereen die graag zo af en toe een fotootje maakt! Het witte paleis van een imaginaire sultan, oude tempels met gouden daken, een achtbaan die met razende vaart voorbij komt snellen, een verstild hoekje met bloemen en manshoge vazen, tientallen kraampjes, kleurige vlaggen en rode lampionnetjes, een Chinese draak, een toneel waar heuse clowns hun kunsten vertonen – het is één bonte warreling van kleur en beweging.

SAMSUNG CAMERA PICTURES

De beste herinneringen bewaar ik aan het Thorvaldsen museum, Thorvaldsen, de grote Deense beeldhouwer uit de eerste helft van de 19de eeuw, die veertig jaar in Rome heeft gewoond en als geen ander de Grieks-Romeinse beeldhouwkunst heeft bestudeerd en (naar mijn mening) geëvenaard. In het museum, gelegen naast het koninklijk paleis Christiansborg, staan tientallen beeldhouwwerken van hem opgesteld, de een nog mooier dan de ander. In het bijzonder was ik gefascineerd door het zogenaamde Alexander-fries, voorstellende de intocht van Alexander de Grote in Babylon: een wel 35 meter lange stoet krijgers, vissers, boeren, muzikanten en natuurlijk Alexander en zijn paard Bucephalus voorop, nauwelijks in bedwang gehouden door vier dienaren. Ik was daarom zo gefascineerd door dit meesterwerk, omdat ik hetzelfde fries in de Villa Carlotta gezien heb, gelegen aan de westoever van het Lago di Como, pal tegenover Bellagio. In een boek over Thorvaldsen las ik dat het origineel zich in Rome bevindt, in het Palazzo del Quirinale, destijds het pauselijke zomerpaleis, thans de ambtswoning van de president van Italië. Kopieën van het beroemde kunstwerk vindt men behalve in de Villa Carlotta, in Parijs en in de ‘Representive Rooms’ van Christiansborg, die trouwens heel mooi zijn. Het exemplaar in het Thorvaldsen-museum is een gipsafgietsel. Onderstaande foto geeft slechts een vage indruk van de schoonheid van de eindeloze stoet figuren.

  SAMSUNG CAMERA PICTURES

Op de laatste dag heb ik een wandeling gemaakt naar de Lille Havfrue, de Kleine Zeemeermin, in 1913 door Erik Eriksen in brons gegoten. Melancholiek kijkt de meermin uit over de wijde zee, treurig verlangend naar haar prins die ze kort daarvoor het leven had gered toen de Koninklijke jacht bij slecht weer in de golven verdween en hij dreigde te verdrinken. IJlings was ze toegesneld, had de schone jongeling op haar rug genomen en hem naar het veilige strand gebracht. Noodgedwongen was ze vervolgens weer ondergedoken in de golven, maar liever was ze op het strand gebleven…..Andersens sprookje is een vertelling van onmogelijke liefde, zoals de dichter die ook zelf zijn leven lang heeft ervaren, een sprookje dat tientallen kunstenaars tot inspiratie is geweest. In The Little Mermaid geeft Christopher Bo Bramsen een overzicht van al die kunstwerken, op soortgelijke wijze als ik met het Mazeppa-thema heb gedaan.

SAMSUNG CAMERA PICTURES

De volgende dag ben ik naar huis teruggekeerd. Het leven in Kopenhagen is erg duur en de geldigheid van mijn Interrail-abonnement liep af. Toen ik thuis kwam vond ik in de brievenbus de drukproeven van Ondine, de zevendelige cyclus pianostukken die ook ik op dat sprookje van Andersen gecomponeerd heb….

Een mooi moment dus om op te houden. Niet langer zuid- of noordwaarts getrokken, maar

VOORWAARTS!